(Novum) - Zes ingenieurs die nauw betrokken waren bij de bouw van de Oosterscheldekering luiden de noodklok over de toestand van de waterkering. In een brief aan de Tweede Kamer en Provinciale Staten van Zeeland stellen ze dat Rijkswaterstaat ernstig in gebreke is gebleven met het onderhoud.
Rijkswaterstaat meldde vorige week na berichtgeving van De Telegraaf dat aan de randen van matten die de bodem bij de kering moeten beschermen zand is weggespoeld. Ontkend werd dat de waterkerende werking in gevaar zou zijn.
De ingenieurs zijn het niet eens met die 'geruststellende berichten'. "De situatie is onvoldoende gestabiliseerd en een visie op een structurele oplossing ontbreekt", aldus de briefschrijvers. Volgens hen is er bij Rijkswaterstaat een 'tekort aan kennis en ervaring op waterbouwkundig terrein'.
De briefschrijvers zeggen vorig jaar bij toeval te hebben geconstateerd dat Rijkswaterstaat Zeeland 'ernstig in gebreke is gebleven'. De noodzakelijke bestortingen zijn volgens hen sinds 2000 niet meer uitgevoerd. Daardoor is grote schade aan de bodembescherming ontstaan en was volgens hen ook de stabiliteit van de Noord-Bevelandse oever in direct gevaar. "Rijkswaterstaat was zich hiervan niet bewust. Men liep langs de rand van de afgrond."
Het gebrek aan kennis bij Rijkswaterstaat baart de ingenieurs zorgen, omdat die kennis 'essentieel is voor het verzekeren van de veiligheid tegen overstromingen'. "Deze zorgen treffen ook de goede reputatie van deze bedrijfstak in het buitenland die onder druk zal komen te staan indien zich in ons land problemen met de waterveiligheid voordoen."