Het aantal schademeldingen door aardbevingen in de provincie Groningen had veel hoger gelegen als een deel van de schademelders niet was afgehaakt vanwege negatieve ervaringen uit het verleden. Dat melden Katherine Stroebe en Tom Postmes, die namens de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek doen naar de sociaal-psychologische gevolgen van de aardbevingen.
Driekwart van de mensen meldt schade als zij die ontdekken. De andere 25 procent meldt de schade niet meteen of zelfs helemaal niet. Een deel is afgehaakt door eerdere ervaringen met de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), het Centrum Veilig Wonen (CVW) en de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG), aldus de onderzoekers.
"Het is zorgelijk dat juist zij afhaken. Hun vertrouwen terugwinnen lijkt ons cruciaal", aldus Stroebe.
Flinke toename meldingen
Ondanks de afhakende Groningers is het aantal meldingen sinds de beving van 22 mei 2019 in Westerwijtwerd wel flink toegenomen. In een eerdere periode met veel schademeldingen, rond 2015, waren er meer aardbevingen. Dat is nu niet het geval. De recente toename, van 400 meldingen per week in het najaar van 2019 tot 800 per week nu, komt volgens de onderzoekers deels omdat particuliere verhuurders meer schade melden. Woningcorporaties en woningeigenaren melden ook vaker schade.
"Groningers lijken een inhaalslag te maken", zegt een woordvoerder van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen in reactie op het onderzoek. "Wij concluderen nu, met alweer een verdubbeling van het aantal schademeldingen ten opzichte van het najaar, dat de huidige nog hogere aantallen schademeldingen waarschijnlijk blijvend zijn. Op adressen waar sinds 2012 geen schade werd gemeld, gebeurt dat nu voor het eerst wel. De TCMG gaat ruimhartiger om met het effectgebied van aardbevingen."
Door: ANP