In 2021 zeiden bijna 900.000 mensen dat ze wel wilden verhuizen, maar geen woning konden vinden. Dat waren er ruim twee keer zo veel als in 2015. Vooral jongeren die bij hun ouders wonen (13 procent) en alleenwonenden onder de veertig (12 procent) gaven aan wel te willen maar niet te kunnen verhuizen. Dat meldt het CBS op basis van een nieuwe analyse van het WoonOnderzoek Nederland (WoON).
Het WoON is een driejaarlijkse enquête van het CBS en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het aantal respondenten varieerde van 47.000 in 2021 tot 69.000 in 2012. In de enquête is volwassenen onder andere gevraagd of zij binnen twee jaar willen verhuizen. In 2021 zei 11 procent beslist te willen verhuizen, 23 procent wilde misschien verhuizen. Deze percentages zijn sinds 2012 vrij stabiel. De groep die wel wil verhuizen maar niets kan vinden verdubbelde ruim. In 2015 gaf bijna 3 procent van de respondenten dat antwoord, in 2021 ruim 6 procent. Dat komt neer op een toename van bijna 400.000 mensen in 2015 tot bijna 900.000 in 2021.
13 procent wil het huis uit, maar kan niets vinden
Meerderjarigen die (nog) bij hun ouders wonen, hadden er minder vertrouwen in dat ze binnen twee jaar het huis uit konden. In 2021 zei 13 procent dat ze wel wilden verhuizen, maar niets konden vinden. In 2015 gold dat nog voor 6 procent. In die periode is de gemiddelde leeftijd waarop jongeren het ouderlijk huis verlaten ook toegenomen. Het aandeel thuiswonende kinderen dat beslist binnen twee jaar wil verhuizen of al iets gevonden heeft, is licht gestegen. Thuiswonende kinderen willen voornamelijk verhuizen om zelfstandig te gaan wonen en/of om te gaan samenwonen met een partner.
Alleenwonenden onder de veertig jaar vaak verhuiswens
Na de thuiswonende kinderen hebben alleenstaanden jonger dan veertig jaar het vaakst een stellige verhuiswens (ze willen binnen twee jaar beslist verhuizen, hebben al wat gevonden of willen verhuizen maar kunnen dat niet). Ook in deze groep nam het aandeel dat wel wilde maar niet kon verhuizen toe: van 4 procent in 2015 naar 11 procent in 2021.
Van de samenwonende stellen onder de veertig en zonder kinderen zei 8 procent wel te willen verhuizen, maar daartoe geen mogelijkheid te zien. Bij alleenstaande ouders was dat 9 procent. Ook die percentages waren hoger dan in 2015.
Alleenstaanden en samenwoners boven de veertig en gezinnen met kinderen gaven in 2021 ook vaker dan in 2015 aan te willen verhuizen maar niets te kunnen vinden, maar bij die groepen gaat het om kleinere aandelen. Het aandeel alleenstaanden boven de veertig dat wel wil verhuizen, maar niets kan vinden is sinds 2015 verdubbeld.
Verhuiswens vooral bij mensen zonder koopwoning
Het zijn vooral mensen die (nog) geen koopwoning bezitten die een stellige verhuiswens koesteren. Dit geldt het sterkst voor alleenstaanden en samenwoners jonger dan veertig, maar ook voor stellen met kinderen en alleenstaande ouders. Ruim de helft (53 procent) van de samenwoners onder de veertig zonder koopwoning had in 2021 een stellige verhuiswens. Bij de stellen met een koopwoning was dat met 15 procent veel lager. Ook in andere levensfasen hebben woningeigenaren aanzienlijk minder vaak een verhuiswens dan huurders. Mensen ouder dan veertig jaar willen minder vaak verhuizen en bij hen is het verschil tussen degenen met en zonder koopwoning ook wat kleiner.
Door: Nationale Bouwgids