GRONINGEN (Novum) - Gemeenten verhogen hun inkomsten uit de onroerendezaakbelasting (ozb) dit jaar harder dan de afgesproken bovengrens.
Dat blijkt uit vrijdag gepubliceerd onderzoek van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Coelo). De gemeenten schrijven dit toe aan te hoge tekorten.
De gemiddelde stijging van de ozb-opbrengsten bedraagt dit jaar 4,0 procent, waar 3,75 procent als maximum is gesteld. Deze norm is een afspraak tussen de rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
De VNG noemt de stijging een rechtstreeks gevolg van de slechtere financiële positie van gemeenten. Dat komt doordat er minder geld van het rijk komt, terwijl de gemeenten juist meer taken hebben gekregen.
"Om de voorzieningen enigszins op peil te houden was voor veel gemeenteraden een iets grotere verhoging van de ozb meestal onvermijdelijk", schrijft VNG.
De organisatie wijst er daarnaast op dat huishoudens maar weinig merken van de gestegen ozb-lasten. Dat komt doordat de stijging wordt gecompenseerd door een daling van de afvalstoffenheffing en een minder harde stijging van de rioolheffing.
Gemiddeld stijgen de gemeentelijke woonlasten hierdoor met 1,7 procent. Dat is minder dan inflatie die 2,3 procent bedraagt.
Gemiddeld zijn huishoudens met een koopwoning dit jaar 683 euro kwijt aan de gemeente, elf euro meer dan vorig jaar.
Huishoudens met een huurhuis, die geen ozb en soms ook geen rioolheffing kwijt zijn, betalen gemiddeld 360 euro. Dat is een daling van 0,1 procent ten opzichte van vorig jaar.
De overschrijding van de afgesproken gemiddelde stijging van de ozb komt aan de orde in het overleg tussen het kabinet en de verzamelde gemeenten.