Huizenprijzen in Nederland hebben de afgelopen vijftig jaar hogere pieken en dalen laten zien dan in andere Europese landen. Dat constateert het Centraal Planbureau (CPB) in een studie in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De Nederlandse overheid kan de hevigheid van de prijsschommelingen beperken, meent het planbureau.
Volgens het CPB neemt het bewustzijn over de nadelen van een grillige huizenmarkt toe. Consumenten lopen dan een groter risico als ze op een ongunstig moment de koopmarkt betreden of juist verlaten. Daarnaast leidt de onzekerheid over de prijsontwikkeling tot terughoudendheid met wooninvesteringen.
Terugkijkend naar de jaren zeventig valt volgens het CPB één periode van stijgende huizenprijzen op, die van 1986 tot 2009. In die tijdspanne werd een gemiddelde huis in Nederland 115 procent duurder. Dat was een uitzonderlijk lange en sterke stijging vergeleken met andere Europese landen, concludeert het planbureau. In Spanje stegen de prijzen tien jaar lang en gemiddeld met 82 procent. Het Verenigd Koninkrijk kende juist veel kortere pieken en dalen. Daar duurden opgaande periodes gemiddeld zeven jaar. In die tijd liepen de Britse huizenprijzen in doorsnee met 60 procent op.
Hardere klappen
De keerzijde van forse prijsstijgingen zijn hardere klappen als het pessimisme de woningmarkt overheerst. Zo resulteerde een periode van dalende prijzen in Nederland gemiddeld in een afname van bijna 40 procent. In Spanje en het Verenigd Koninkrijk was dat gemiddeld 26 en 18 procent. De periodes van dalende huizenprijzen lopen qua duur in verschillende Europese landen minder sterk uit elkaar dan periodes van stijgende prijzen.
Het CPB adviseert de Nederlandse overheid onder meer om beperkingen weg te nemen voor de bouw van nieuwe huizen. Dan kan het aanbod sneller reageren op de vraag naar woningen. Ook ingrepen zoals de afbouw van de hypotheekrenteaftrek zijn zinvol.
Door: ANP