Normal_1353

EINDHOVEN - Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel zijn gezondheidszorginstellingen integraal verantwoordelijk voor hun vastgoed en komt de houdbaarheid van instellingsterreinen onder toenemende financiële druk te staan, aldus TNO.

Hoe daarmee om te gaan staat in de publicatie ‘Cliëntgericht Ondernemen in de Geestelijke Gezondheidszorg, waarde creëren door herontwikkelen van de hoofdlocatie’, een initiatief van Vitaal ZorgVast, TNO en Twynstra Gudde. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Paul van Rooij, directeur GGZ Nederland.

Vastgoed als strategisch bedrijfsmiddel
De afgelopen 25 jaar hebben de grote hoofdlocaties van Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)-instellingen te maken gehad met een uittocht van cliënten en met het verdwijnen van een gedeelte van de oorspronkelijke zorgfuncties op de hoofdlocaties.

Hoewel de vrijgekomen ruimte in gebouwen in de loop der tijd deels is opgevuld en nieuwe functies aan het terrein zijn toegevoegd, is het ruimtegebruik door bovengenoemde ontwikkelingen niet altijd even efficiënt.

Hierdoor dreigen de huisvestingslasten per cliënt zo hoog te worden dat deze niet meer uit de reguliere diagnosebehandelingcombinatie (DBC) en zorgzwaartepakket (ZZP)-tarieven bekostigd kunnen worden.
 
Zorgvastgoed werd nooit als strategisch bedrijfsmiddel gezien. Locaties en huisvesting werden als een gegeven beschouwd waarvoor geen financieel risico werd gedragen. Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel is dit echter ingrijpend veranderd en is zorgvastgoed een strategisch bedrijfsmiddel geworden waarvoor de instelling integraal verantwoordelijk is.

Concrete aanbevelingen
Dergelijke veranderingen vragen om een herbezinning op de functie van de hoofdlocatie. Immers, vaak zijn de gebouwconcepten achterhaald, is er een overschot aan gebouwen en sluit de opzet van de terreinen slecht aan bij de kleinere opzet van de krimpende zorggemeenschap.

TNO, Vitaal ZorgVast en Twynstra Gudde brengen in ‘Cliëntgericht Ondernemen in de Geestelijke Gezondheidszorg’ de problematiek bij de gebiedsontwikkeling in de GGZ in kaart en doen een aantal concrete aanbevelingen voor het omgaan met herontwikkellingsplannen van terreinen van grote GGZ-instellingen.

Hoewel de focus ligt op de hoofdterreinen van GGZ-instellingen, zijn de principes universeel toepasbaar. Een van de conclusies luidt dat veel instellingen menen dat de noodzaak om de hoofdlocatie te herontwikkelen enkel voortkomt uit de huidige bedrijfsvoering of zorgvisie (slecht passend vastgoed).

Echter, ook de toekomstige situatie van het vastgoed (te hoge lasten) ligt ten grondslag aan de noodzaak voor herontwikkeling. Het is belangrijk dat bestuurders dit beseffen en zo voorkomen dat er korte termijn oplossingen gekozen worden die niet passen binnen een integraal herontwikkelingsplan van de gehele locatie.

Ook concluderen de auteurs dat bij de herontwikkeling van GGZ-hoofdlocaties ‘gebiedsdenken’ noodzakelijk is. Deze voor de geestelijk gezondheidszorg relatief onbekende invalshoek beperkt zich niet alleen tot het terrein maar strekt zich uit tot een veel ruimer geografisch gebied.